
Opnames zijn veel dingen tegelijk. Met opname bedoel ik niet het soort dat iedereen kent. Het gaat hier niet over een stukje muziek zelf opnemen of in een geluidstudio je kunstjes laten registreren. Neen, het gaat over opnames in een psychiatrische instelling.
Opvoedkundig is er één en ander niet in orde wegens onze westerse ‘niet-in-staat-zijn’ emoties, prikkels, het voelen et cetera te tonen, laat staan erover te praten, je weet wel… ‘boys don’ t cry’.
Die bewuste dag in april 2010 en de 7 weken die erop volgen zijn voor mezelf een bewijs dat er wel iets schort in deze consumptie maatschappij omdat we meestal de klemtoon leggen op het ‘ik’, we ons steeds weer spiegelen aan wat anderen wél hebben, kunnen en/ of uitstralen, in plaats van te zien en gewaar worden wat er hier en nu is.
Met een korte, overzichtelijke lijst in de hand en een adhd-achtige flair ga ik voor de eerste keer naar de psychiater in Paaz Antwerpen en heb de illusie dat zij me een of andere magische pil zal aanreiken waardoor al mijn jaren van aanmodderen opgelost worden.
De dienstverlening in de psychiatrische gezondheidszorg is op zijn minst gezegd voor verbetering vatbaar. Niet verkeerd interpreteren: de meeste dokters, psychologen, verpleegkundigen tot zelfs het poetspersoneel, ze doen allemaal hun uiterste best om je verblijf in een korte of langere internering tot een goed einde te brengen.
Ik word volledig binnenstebuiten gekeerd, zowel fysiek als psychisch. Na een tijdje heb ik door dat een pil of een schrikbarende combinatie en hoeveelheid medische preparaten er niet toe bij dragen dat ik me beter ga voelen. Diagnose stellen in de geestelijke gezondheidszorg is dan ook niet echt een simpele opdracht.
Als je naar je huisarts gaat met buikpijn bijvoorbeeld kan die meestal door middel van een simpel onderzoek deduceren dat het een onschuldig buikgriepje is of je bij meer argwaan doorsturen naar een specialist. Met een RX of een of andere scan kan er uitsluitsel gegeven worden of je al dan niet terminaal bent met uitzaaiende slingertumoren in je onderlijf of leden. Makkelijk zat dus! Het onderzoek van de psyche is iets complexer.
De artsenij met een psychiatrisch diploma kan niet anders dan met een lijstje op de proppen komen gestaafd door de DSM ( Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) Ze schermen met diagnoses na het wegkrassen van wat zij vermoeden dat er volgens hen níét aan de hand is. Dit alles na een aantal gesprekken van veel te korte duur en periodiciteit. Vervolgens geven ze mij een resem pillen, groot, klein, bitter en moeilijk in te slikken. Over de weing aangename en de veelheid van vervelende tot zelfs lugubere bijwerkingen kan ik een kortverhaal uit mijn pen toveren, maar dat doet nu even niet terzake.
Terug thuis na deze ellendig lange eerste ervaring in de geesteszorg gaat het even goed met me. De reacties van collega’s zijn gemengd. Niemand heeft er echter een idee van hoe je met iemand omgaat die pas ontslaan is uit een psychiatrische instelling. Vooral de gène om luchtig te doen bij iemand die net een absurde poging heeft ondernomen om er een eind aan te maken valt op.
Met de geur van bruine zeep nog onder hun nagels schudden ze me de hand, zoals armworstelaars wel doen en geven me een vermanende, aanmoedigende klap op de bovenkant van mijn ondertussen frêle rug. Een geniepige knipoog kan er nog net mee door, maar de noodzakelijke doch sterk vermeden vraag wordt niet gesteld: ‘ hoe voel je je eigenlijk?’
Hier zie ik meteen overduidelijk dat er in ons breedgeschouderd milieu van spuitgasten onder mekaar vooral stoer wordt gedaan omtrent emotie. Een enkeling merkt dat ik het moeilijk heb en krijgt het zelf lastig en probeert gekscherend een traan weg te moffelen onder die kolenschop van zijn linkerhand. Pas later ontdek ik hoeveel mensen er in een impasse zitten en met gelijksoortige levensvragen zitten waar je eigenlijk nergens mee terecht kan in onze zogeheten gestructureerde maatschappij.
Een paar dagen later beginnen de slapeloze nachten opnieuw met voortdurende gepieker over gemiste kansen, het schuldgevoel na de scheiding naar de kids toe maar vooral het constante schreeuwen in mijn binnenoor “help, ik weet het nu even niet meer!”

